Onderwijs
Onderwijs
God = JHWH
De Bijbel staat centraal in het onderwijs. Wij houden van de Bijbel als het Woord van de levende God, zijn naam is JHWH, wij zeggen: Jahweh. Ik Ben. Het is de naam waarmee Hij aangeroepen wil worden (Exodus 3: 15). Niet HERE is Zijn naam, maar Jahweh. Want Hij nam de gestalte van een dienstknecht aan, ook al is Hij onze Heer en Meester. Wij spreken daarom niet meer van God of van HEER of HERE, maar noemen onze God gewoon bij Zijn naam, zoals ook Elia en Mozes dat hebben gedaan en al de profeten van Jahweh. Dat wil Hij graag.
Geen wet maar de genade centraal
We zoeken naar een verklaring voor het handelen van God met de mensen in zowel het oude als het nieuwe testament – die zijn onverbrekelijk één – en willen daarin richtlijnen voor het leven vinden: die leren beoefenen. Het is ons als gemeenschap niet te doen om mensen met angst voor de wet van Jahweh aan te zetten tot kerkbezoek en werken. Als mensen niet willen dan hoeven ze niet, want God dwingt niet en mensen mogen kiezen. Werken opgelegd door een wet zijn zwaar en niet te houden, maar werken die voortvloeien uit dankbaarheid, zijn licht en worden enthousiast gedaan. Dat is reden waarom wij de mensen leren welk een genade ze hebben ontvangen in de liefde die Jahweh werkelijk voor de mensen heeft. Dat maakt ook hun keuze licht. Het grote gebod van God is dat van de liefde. Daarbij gaat het erom dat we zorg hebben voor elkaar en voor de medemens in nood buiten de gemeente. Zonder uit te reiken naar de nood buiten, is lief zijn voor elkaar in de kerkelijke gemeente onvoldoende.
Het kruis van Christus
Het werk van Christus aan het kruis is universeel en gaat door naar allen die doen zoals Hij heeft voorgeleefd. Geloven is geen theoretisch lesje, maar is dus vooral een doen. In beginsel ontvangt elk mens die doet als Hij, de genade die Hij gebracht heeft. De naam van Jahweh en het geloof in Hem moet voor de kerk op nummer één staan, maar omdat de kerk over het algemeen heeft nagelaten te laten zien dat Jahweh liefde is en genade heeft, kennen velen Zijn naam niet. De Here Jahweh is geen arrogante God die verwerpt die Zijn naam niet kennen. Nee, Hij geeft genade aan hen die laten zien dat geloven een werkwoord is.
Omzien naar de ander in nood, is voor Hem een getuigenis van groter geloof, dan alleen Zijn naam kennen. Omzien naar de ander beschouwt Hij als omzien naar Hem. Hij wil graag bekend zijn onder de mensen als de God die liefde is en het opneemt voor de mens in nood. Er zijn velen op aarde die Zijn naam niet kennen, maar wel doen naar wat Hij in hun hart heeft gelegd en daarom ook doen naar wat Hij heeft voorgeleefd. Terwijl er ook velen zijn die Zijn naam kennen, maar nalatig zijn in het doen van Zijn wil: Hij kiest dan voor de eerste groep.
De kerk op aarde heeft van Jahweh niet het absolute en exclusieve alleenrecht gekregen op de juiste visie rondom de genade die Hij bracht. De visie van de kerk betrekt nogal eens het oordeel in de genadeleer. Iets wat Jezus leert om niet te doen. Hij zegt dat we niet zullen oordelen. Kortom: een kerk die op de stoel van Christus gaat zitten omdat ze meent te mogen oordelen over het eeuwig leven en de eeuwige dood van mensen, begeeft zich op de rechterstoel van Jahweh, die zegt dat Hij Zelf niet oordeelt. Dergelijke leringen beschouwen wij daarom als onjuist. Het laat zien dat de leider van de kerk iemand is geworden die claimt dat hij Christus “heeft”. Waarmee de leider zichzelf tot Christus maakt. Jahweh heeft Zijn leven gegeven voor alle mensen die doen als Hij, ook al hebben ze geen zekerheid over Zijn God zijn. Dit te weten maakt zo gelukkig. Dat Hij geen arrogante God is die op Zijn tenen getrapt is als we niet in Zijn naam geloven. Maar één die erop uit is Zichzelf onvoorwaardelijk te geven aan ieder die zich niet heeft laten verleiden tot het doen van het kwaad. Jouw bereidheid om te zien naar een ander, zoals Hij dat deed naar jou, maakt Hem blij.
Het is niet in de eerste plaats bepalend in welke God we geloven, maar onze daden zeggen Hem waarin wij geloven. Wij beseffen ons dat dit indruist tegen wat in de traditie van de orthodoxie veelal wordt geleerd: dat je niet gered kunt worden dan alleen door geloof in de naam van Christus. Wij zeggen daarentegen: niet het geloof in Christus is in de eerste plaats bepalend, maar de daden die iemand doet zoals Christus ze deed. Want zonder daden is het geloof dood, ook al geloof je in Christus. Het werk van Christus wordt versmald zodra we gaan geloven dat het exclusief is voor hen die geloven in Zijn naam. We mogen concluderen dat de genadeleer van de kerk nog niet die is van de hemel.
Vele mensen zullen ingaan, totaal verbijsterd omdat ze genade ontvangen van een God die ze nooit bij naam gekend hebben. Het besef dat Jezus’ bloed jou heeft gered en in beginsel de universele mensheid heeft gered, is een bron van grote dankbaarheid. Het toont de kracht van Christus’ bloed. Veel gelovigen denken dat Zijn bloed alleen dient om de zonde en de duisternis tegen te gaan, maar Zijn bloed bedekt ons zolang wij het goede doen en omzien naar mensen die in een arme situatie verkeren. Dat besef is de motor van goed werk. Voor zo’n Meester wil je desnoods alles opgeven. Voor zo’n Meester wil je alles doen. Dus gaan we werken doen die voortvloeien uit dankbaarheid voor wat Christus Jezus voor ons deed en met ons doet. Dankbaarheid door genade; niet wat geloven wij, maar wat doen wij.
Gerechtigheid
Wij willen het Bijbelse woord gerechtigheid recht doen, in de zorg voor de arme, de weduwe, wees en vreemdeling (Jesaja 58, Mattheüs 25). We willen daarin tot uitdrukking brengen dat we vreugdevol gehoorzaam zijn geworden aan Hem, om Hem die ons heeft liefgehad en heeft vrijgemaakt. Kort gezegd: (aan)bidden is goed, maar alleen als dit met werken gepaard gaat. Want we zeggen: Christenen zonder werken zijn dood, wat en hoe ze ook bidden. Daar verandert aanbidding en contemplatie niets aan. We weten immers dat de bokken zij zijn die niet de gerechtigheid doen, ook al dragen ze een geestelijk kleed.
Zij echter die zich door ongeloof als schijnbare bokken laten kennen, maar daden doen die aan het Woord beantwoorden, behoren tot de schapen van de Goede Herder. Het zijn de gezegenden van Mijn Vader. Wij zijn van mening dat Jahweh pas dan gestalte krijgt in deze wereld, als mensen zich bewust worden van hun rentmeesterschap en de van God gegeven verantwoordelijkheid voor de schepping op zich nemen. Voor ons leeft een atheïst die God niet kent maar het goede doet, dichter bij God dan een gelovige die vele vrome, zelfs oprechte woorden heeft, maar geen daden (Mattheüs 7:23). Want wandelend met God dringen Zijn ontferming en genade ons.
We hebben allemaal gezien in ons eigen leven dat God een levende realiteit is. Ieder van ons heeft een eigen persoonlijk getuigenis ontvangen van de Here Jezus om in dankbaarheid door werken te worden doorgegeven aan anderen. Door het beproeven van het Woord in de praktijk van het leven, hebben we ontdekt dat het Woord van de Here Jezus de enige waarheid is. Daar kan geen ander geloof aan tippen, hoezeer we mensen die andere geloven ook respecteren. We willen niet langer in een stil hoekje zitten, maar evenmin die stilte verbreken met woorden alleen. God verlangt van ons geen offer meer, maar geloof dat door liefde werkt. Zijn er geen of nauwelijks goede werken, dan wordt het offer van Christus miskend.
Wij geloven wel dat God aanbeden wil worden, maar alleen dan wanneer we Zijn Woord erkennen als de enige richtlijn voor gemeenteopbouw. Aanbidding mag echter niet leiden tot het focussen op een goed gevoel en het terugtrekken uit de samenleving. Aanbidding uit zich juist in en vooral door dankbaarheid naar God in het doen van goede werken. Opnieuw: Een levend geloof is een geloof dat werkt. We vinden onvoldoende woorden en gezichtspunten om dit steeds maar weer te benadrukken. Want: zonder het werk van Christus waren wij dood. Zonder die werken te doen blijven wij dood. Daarom roepen we ieder op om te helpen in de zorg voor de weduwe, de wees en de vreemdeling.
Lijden
Wij geloven dat verdrukking en lijden vanwege de naam van Christus een bron van groei en geestelijk welzijn kan zijn, die we daarom niet uit de weg willen gaan. Hoezeer de wereld het lijden mijdt, hoe begrijpelijk ook, wij als individuele christenen en als christelijke gemeenschap doen dat niet. Wij laten ons in het navolgen van Christus ertoe inspireren, dat het persoonlijk lijden de geestelijke groei eerder bevordert dan dat het die teniet doet. Daarom gaan we het lijden van Christus en die van de mensen niet uit de weg. Daarom vooral ook niet het lijden van de mensen om ons heen. Het mijden van het lijden in de wereld, zal ertoe leiden dat we de wereld gaan mijden en daarmee God. Jezus Christus is juist gekomen voor verdrukten: de armen van de wereld, in welke vorm dan ook arm. Zijn voorbeeld dringt ons om hetzelfde te doen in Zijn naam. Dit betekent niet dat wij het lijden van zonde en ziekte aanvaarden: wij willen opkomen voor de zwakke en verdrukte, evenals voor zieken en gebondenen. We zullen desnoods gelaten het persoonlijk lijden aanvaarden, zolang Hij het ons ongewijzigd toemeet, en ons realiseren dat wij niets kunnen doen zonder Hem, dan ons te wenden tot de aardse middelen die Hij als een zegen aan de mensen heeft gegeven. Bedoelen we ook dat lijden in ziekte niet moet worden bestreden? Natuurlijk bedoelen we dat niet. Daar waar we de middelen van Hem hebben gekregen, maken we bijvoorbeeld gebruik van pijnstillers en stervensbegeleiding, waarbij het lijden niet onnodig gerekt hoeft te worden.
Naast dit alles leren wij niet de veelal absolute bewering dat iemand die een einde maakt aan zijn of haar leven, daarmee zijn eeuwig leven verliest. Ook hierin is het oordeel aan Hem die weet in welke gebrokenheid iemand tot zo’n daad komt. De gebrokenheid van het leven is niet miskend bij Jahweh. Ter verheldering: dit gaat zover, dat niet Judas alleen verantwoordelijk kan worden gesteld voor de daad waarmee hij zijn leven beëindigde, maar vooral zij die hem misbruikten om tot hun doel te komen. Judas is en blijft een discipel van Christus in leven en dood. Ook al was hij een zondaar, net als wij.
Bedieningen en functies: groeimodel van de kerk
Wij geloven dat een kerk zonder werken dood is, en juist gezonden is om leven te wekken door haar werken. Daarom willen we ons in alles laten inspireren door de Heilige Geest van God die ons overtuigt door Zijn Woord. De Geest die in ons groeit en volgens dat Woord aan elk lid gaven geeft en doet groeien in de vijf bedieningen zodra hij God en Zijn kerk dient. We willen graag dat elk lid optimaal wordt ingezet tot groei van de gemeente. Dat elk lid zich zodoende ook persoonlijk ontwikkelt tot eer van God, en daarmee in staat wordt gesteld ook medeleden van de gemeente te doen groeien in Christus. De kwalitatieve groei moet gevolgen hebben voor de kwantitatieve groei. Niet andersom. Die groei realiseren we niet door allerlei marketingtechnieken, mooie en moderne woorden, maar wel door te bouwen naar Zijn wil en te verstaan dat kerkgroei alleen door het aangaan van relaties blijvend tot stand komt in de Geest.
Groei is van groot belang, die God wil bevorderen door de groei van elk lid in de door Hem toebedeelde gaven enerzijds, en door de groei in de vijf bedieningen anderzijds. Elk lid behoort door de ambten van kerkleiders in die groei gebracht en begeleid te worden door een vorm van pastorale zorg. Inzet van de gaven leidt tot een zuivere vorm van Bijbels dienen. De groei in de bedieningen leidt tot geestelijke volwassenheid. Noem die vijf bedieningen maar het groeimodel van Christus’ kerk, die van: herder en leraar naar evangelist, van evangelist naar profeet en van profeet naar apostel. Door dit te bewerkstelligen brengen de leiders van de kerk ieder in hun kerk op een weg die omhoog voert. Ze doen dit opdat ieder lid zo optimaal mogelijk ingezet wordt in het werk van de gemeente van Christus. Zo hoort de gemeente deze individuele groei te bevorderen. In het bijzonder de leiding in het ambt is daarvoor verantwoordelijk. De ambten van bisschop/opziener de presbyter/oudste en ook de diaken ontstaan en worden aangewezen vanuit deze groei, door de Heilige Geest Zelf. De Geest werkt bottom up in ieder gemeentelid. Die werkt top down in de gemeenteleiding door diezelfde Geest. Dat werken van de Geest vindt plaats in het dienen, en werkt zonder te heersen. Deze beide driehoeken – één staand op de punt en één staand op het grondvlak- vormen samen een ster: die van David. Zo gaat de Morgenster op in ons hart en in de kerkelijke gemeente als we bouwen zoals Christus wil dat we gaan doen.
Wij geloven dat de vijf bedieningen Gods groeimodel voor Zijn kerk zijn, en dat de bediening van de herder de centrale bediening is. Zonder herderschap is er geen kerk (Ezechiël 34). Megakerken herkennen wij niet terug in de Bijbel, en zeker niet als er daar in kleine groepen geen intensieve zorg wordt verleend. De Bijbel spreekt van twee of drie, van twaalf en van huissamenkomsten. Dat maakt een samenkomst in de zuilengang mogelijk, niet andersom. De zuilengang is evenwel de overgang van de tijd van traditie naar een nieuwe tijd van de Geest, die terugbrengt naar het Woord. We hebben er ook daarom voor gekozen huisgemeente te zijn en ook te blijven. Het gaat ons niet om het bouwen van dode kerkgebouwen, wij noemen ze steenpuisten, hoe mooi en architectonisch ze ook zijn. Het gaat erom dat ieder lid leert mee te bouwen aan de derde tempel in de zorg voor de arme, gebouwd van levende stenen. Ook hebben we geen betaalde voorganger(s) omdat we onze middelen aanwenden voor de armen.
Geestelijke Groei bevorderen we middels een proces van onderwijs over gemeenteopbouw naar Bijbelse principes: de twee zuilen in het front van de tempel van Christus zijn daarom de ambten, ook wel functies genoemd, en de bedieningen. Zij zijn de steunpilaren van de kerk. De ambten vormen de organisatie van de kerk en houden het lichaam bijeen, geven er een vorm aan. Christus Zelf nam drie apart en maakte ze tot bisschoppen. Hijzelf is het Hoofd, de eerste, de drie zijn na Hem de eerste dienaren die samen leiding geven aan de kerk. Van hen is er één voorzitter, ook wel engel genoemd. Hij geeft leiding aan de gemeentelijke vergaderingen van bisschoppen (dagelijks bestuur) en presbyters (algemeen bestuur). Zijn functie is niet absoluut leidend, maar vooral dienend. De gaven en bedieningen zijn het organisme dat leven en groei geeft in de kerk. Zij worden bijeen gehouden door de organisatie van de ambten.
Abraham en Christus
Wie wij als onze geestelijke familie beschouwen? Dat zijn allen die door Jezus Christus nageslacht van de historische Abraham zijn geworden. Deze conclusie is ons uitzonderlijk belangrijk. Hiermee laten wij zien wat ons standpunt is over Israël, en over de wijze waarop de Bijbelse profetie ook in deze dagen moet worden geïnterpreteerd. Niet door geboorte maar door wedergeboorte ga je bij Israël behoren. Israël is daarom alleen het volk dat doet als hun vader Abraham, door het geloof in Messias en Christus Jezus. De Bijbelse profetie is dan ook vooral op hen van toepassing, en niet in de eerste plaats op het aardse Israël. Natuurlijk is alle profetie in de basis bedoeld geweest voor het volk Israël van de tijd waarin de profeet spreekt. Want de profetie is geschreven en gesproken in de tijd waarin Israël functioneerde als de eerste gemeente. Het is geschreven ons – geestelijk Israël – ten voorbeeld en ons tot een belofte. Maar de vervulling van die profetie eeuwen geleden betekent niet, dat dit – als vervuld zijnde – kan worden weggedaan. Nee, Jahweh gaat het Zelf in een nieuw licht plaatsen telkens bij Zijn komst naar de wereld. Daarom mag jota noch tittel afgedaan worden van de wet, van het Woord van God, van de profeten. Christus is er zelf helder over waar Hij zegt: Ik betuig aan een ieder, die de woorden der profetie van dit boek hoort: Indien iemand hieraan toevoegt, God zal hem toevoegen de plagen, die in dit boek beschreven zijn; en indien iemand afneemt van de woorden van het boek dezer profetie, God zal zijn deel afnemen van het geboomte des levens en van de heilige stad, welke in dit boek beschreven zijn.
Zichzelf vervullende profetie
De stelling dat de Bijbelse profetie (deels) alleen bestemd is voor het Joodse volk moet daarom als onjuist afgedaan worden. Zouden we de Bijbelse profetie vooral of enkel van toepassing verklaren op het volk in het landje Israël, dan doen we af aan het woorden van de profetie en kunnen we het oude testament afschrijven. Dat mag niet het geval zijn. Want de profeten hebben geprofeteerd over het volkje Israël heen van verre tijden, en geschouwd hoe Christus in zekere tijd Zijn (derde) tempel bouwt van levende stenen. Dan richt Hij Sion in de eerste plaats op onder de heidenen en gaat Hij met hen ook Zijn liefde aan het Joodse volk in Israël betuigen. Niet andersom. Zodra we de profetie beperken tot het Joodse volk, gaan we zelfs hen die geen nageslacht van Abraham maar wel van Joodse afstamming zijn, terugbrengen naar wat genoemd wordt hun land. Wat een verspilling van geld en energie. Wat een onrecht met geweldenarij tot gevolg. Het is naar onze mening de leugen van de eindtijd, dat zij onderdeel van Israël kunnen zijn die niet door Christus afstammen van Abraham. Het Joodse volk terugbrengen naar Israël is niet alleen verspilde moeite en verspild geld, maar ook een onBijbelse actie die eerst geestelijk gefundeerd hoort te worden (Galaten 4). Het is een zichzelf vervullende profetie en is beslist geen vervulling van Bijbelse profetie of het moet al zijn die in Daniël 11: 14. We gaan dan in plaats van het doen van de gerechtigheid voor alle volkeren die in nood zijn, ons focussen op een volkje en een landje dat zich de nalatenschap toekent van Abraham. Daar horen wij Christenen niet aan mee te doen, maar door ook voor hen het goede te zoeken hen voor te houden en voor te leven dat Christus Jezus hun Messias is. Door goede werken onder hen te verrichten. Vele eindtijdprofeten dreigen momenteel met de gruwelijkste dingen als we niet Israël gaan helpen. Het zijn in onze ogen de leugenprofeten van deze tijd. De Joden zijn alleen zij die door Christus nageslacht van Abraham zijn. Alleen zij maken aanspraken op de beloften die nu nog voortvloeien uit de Bijbelse profetie. Zij die Jezus hebben overgeleverd in de handen van de Romeinen om Hem door hen te laten kruisigen, waren geen Joden, het waren naam-Joden, liever gezegd: het waren heidenen. Dit principe geldt ook voor een kerk waar men zegt christen te zijn, maar waar geen werken gevonden worden. Zij zijn geen christenen, zij zijn heidenen. Eenvoudiger gezegd: ieder die niet Christus heeft aangenomen en zich wel siert met Zijn naam, is een indringer. Zij zijn net zo dood als de stenen die er over het tempelplein wandelden in de dagen van Jezus: lange gewaden, lange gebedskwasten, grijze baarden, vrome gezichten, venijn onder vriendelijke woorden en zo dood als een steen. Wij moeten ons waken voor deze mensen. Dat is de opdracht van Christus zelf in Mattheus 24. Nebukadnessar – koning van Babel – werd een gelovige om zijn werken van gerechtigheid, niet die hij deed uit ijdelheid. Zo werd hij van heiden een Jood. Daarom gaan wij om met het Joodse volk, zoals met elk volk en toetsen wij mensen niet naar hun naam maar naar hun daden. Zij hebben geen Bijbelse voorrechten maar mogen van ons Christenen liefdevolle zorg verwachten, evenals elk ander volk en elk mens. Dan zullen ook de laatste beloften vastgelegd in Bijbelse profetie, aan het Joodse volk in vervulling gaan.